In 2001 heb ik meegewerkt aan een vegetatiemonitoringsproject langs de Thames bij Oxford.

Het studiegebied, Somerford Mead was tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw een soortenrijk overstromingsgrasland. In de jaren zestig en zeventig werd het intensief bemest en begin jaren tachtig werd het grasland omgezet in een akker. Vanaf 1986 wordt geprobeerd om het soortenrijke overstromingsgrasland te herstellen, gekenmerkt door Grote vossenstaart en Grote pimpernel. Begonnen is met het uitzaaien van zaaien uit nabij gelegen soortenrijke graslanden (Oxey Mead). Vanaf 1989 toen de vegetatie gesloten was, zijn drie soorten beheer ingesteld: maaien en afvoeren in juli, gevolgd door begrazing door runderen of schapen of geen begrazing. Begrazing leidde tot een hogere soortendiversiteit. Als er geen nabegrazing plaatsvond, ging de diversiteit omlaag en domineerde Glanshaver. De begraasde gebieden kleuren in mei geel van de boterbloemen.

Interessant is dat er de diversiteit aan plantensoorten niet verschilt tussen nabegrazing door runderen en schapen, maar de diversiteit aan diersoorten wel: de door runderen begraasde gebieden hebben een hogere diversiteit aan loopkevers en andere ongewervelde dieren.

Dertig jaar na het inzaaien en het voeren van het traditionele beheer, komt de herstellende vegetatie nog steeds niet overeen met de oorspronkelijke vegetatie zoals die in Oxey Mead aanwezig is. Ingeschat wordt dat hier 80 tot 100 jaar voor nodig is.