Het Waddengebied is een gebied met een grote natuurlijkheid. Struinend op Terschelling kwam ik onder de indruk van de repeterende vegetatievormen in de duinen en op de kwelders, nog voor ik daar onderwijs in had gehad. Het bijzondere is dat grote delen van het landschap daar niet geperceleerd zijn, dat wil zeggen door middel van greppels of andere structuren in hokjes zijn gedeeld. Natuurlijk zijn ook daar structuren die het beeld verstoren, zoals diepe ontwateringssloten en stuifdijken, maar om een beeld te krijgen van hoe de vegetatie op grote schaal mozaïeken vormt, hoe de kwelders afwateren via slingerende slenken, zonder dat mensen daar aan te pas komen, dat krijg je nergens dan op de Waddeneilanden. Op Schiermonnikoog (2005) en in het Lauwersmeergebied (2004) kon ik dergelijke vegetatiestructuren in kaart brengen. Iets van het spontane karakter van de vegetatieontwikkeling zag ik terug op opgespoten terreinen in de Eemshaven (2016), op ingedijkte en geperceleerde stukjes van het Lauwersmeergebied (2013), maar ook bij de structuurkartering van de kwelders van Noord Fryslân Buitendijks (2005).

Vanaf de zeeduinen naar de kwelder worden patronen gevormd die samenhangen met het reliëf en op gradiënten van jong naar oud, zout naar zoet, kalkrijk naar kalkarm, nat naar droog, voedselarm naar voedselrijk, etc.

Het meest in het oog springend in het Waddengebied zijn de vogels. Enerzijds zijn dat de vogels die gebonden zijn aan kwelders en droogvallende platen, maar anderzijds ook de vele vogels die de kust volgen. Als student volgde ik het gedrag van de broedende scholeksters op de Oosterkwelder van Schiermonnikoog (1999), later telde ik de broedvogels van de Marnewaard (2011-2015), maar er kwamen altijd trekvogels door het beeld van de kijker. Een rondje Lauwersmeer is een prima manier om veel van deze soorten te zien, bijvoorbeeld bij de Ezumakeeg en het Jaap Deensgat. Minder bekend, maar niet minder relevant is dat ook veel vleermuizen, met name Ruige dwergvleermuis, langs de Waddenkust trekken. Dat beeld werd bevestigd in enkele onderzoeken in Noord-Groningen en Noord-Fryslân.